6 december 2015

Estafetteperikelen

 Waar het gros van Nederland weet dat de winter aanstaande is als het schaatsen weer op TV is, krijg ik pas dat wintergevoel als het EK kortebaan op TV is. Dit jaar was het vooral tof dat er namens Nederland een aantal nieuwe gezichten het water in doken op een EK. Toch heb ik met enige verbazing gekeken naar de opstellingen van de Nederlandse estafetteteams. Met name bij de heren zet ik m'n vraagtekens bij enkele keuzes die werden gemaakt.


Laat ik voorop stellen dat ik de zwemmers die op de estafettes aan de start kwamen het driedubbeldwars gun om aan een dergelijke estafette mee te doen. Sebas van Lith is een baas omdat hij op een on-Nederlandse afstand en slag (200m schoolslag) Nederlandse records en limieten zwemt. Maarten Brzoskowski schakelt binnen enkele maanden over van de langste afstanden naar de 200m en 400m vrije slag en behoort direct tot de betere zwemmers op deze afstanden op Europees niveau. Ben Schwietert had het na het EYOF van 2013 even een jaartje lastig, maar laat zien alsnog progressie te boeken en splitte 21'ers op de EK. M.a.w.: stuk voor stuk figuren die echt wel kunnen zwemmen en ook inzet tonen. Zwemmen is echter een sport waarbij het primair gaat om tijd(en), iets dat objectief te meten is.

Vandaar dat ik mij nogal verbaasde over de teamsamenstelling voor de 4x50m wisselslag heren en mixed. In de Nederlandse ranglijst staat Timon Evenhuis met een zelfs voor Europese begrippen snelle 26,76 bovenaan. Timon was echter niet geselecteerd voor de EK omdat hij niet voldeed aan de limiet op de 50m schoolslag. Detail daarbij: op de 50m-nummers is de 8e tijd van de Europese ranglijst van het seizoen ervoor de limiet terwijl op de andere afstanden  de 16e tijd als richtlijn wordt genomen voor de Nederlandse zwemmers. Strikt genomen laat je de nummer 9 van Europa dus thuis, maar laat je iemand met een langzamer PR (Sebas van Lith) wel zwemmen. Naar mijn idee is dat niet uit te leggen. Hetzelfde geldt voor de 4x50m vrije slag mixed: Thom de Boer miste de individuele limiet op 0,02 seconde. Nederland trad nu aan met Ben Schwietert van wie het PR ruim een halve seconde langzamer is. Als je dan iemand thuislaat omdat diegene 0,02 seconde te langzaam is voor de (scherpe) limiet, dan snap ik niet dat je wel een zwemmer inzet die op deze afstand een langzamer PR heeft staan. In de richtlijnen voor kwalificatie voor de EK kortebaan staat dit volgens mij ook expliciet aangegeven:


Mijn idee: doe het goed of doe het niet. Als er een team start op een estafette, laat dit dan het sterkst mogelijke team zijn. Nu loopt men op de 4x50m wisselslag heren de finale mis, terwijl Nederland met de sterkst mogelijk opstelling vrijwel zeker een finaleplaats had kunnen veiligstellen. Een geweldige prestatie van dat 'virtuele' team, want met de geringe ervaring die ze hebben, is een finaleplek een geweldig iets.

Een ander punt waar ik me over verbaas, zijn de overnames van de Nederlandse zwemmers bij de estafettes bij dit toernooi. Overnametijden van boven de +0,30 zijn eerder regel dan uitzondering bij de Nederlandse ploeg. Komt dit door de wedstrijdspanning? Of wordt hier gewoon te weinig op getraind?

Binnen mijn zwemmersgroep die ik training geef, wil ik nog weleens overnames oefenen waarbij ik een simpel cameraatje op het startblok richt om de zwemmers duidelijk te maken wat goede en minder goede overnames zijn. Uit die beelden blijkt dat een degelijke overname meestal rond de +0,20 ligt. Bij een dergelijke overname is met het blote oog te zien dat de overname snel, maar correct is. Ga je naar een overname van onder de +0,10, dan ziet deze er op het oog vaak 'vals' uit, maar zal de elektronica (zowel in het startblok als op filmbeelden) aangeven dat dit nog steeds een correcte overname is. Bovendien wordt ivm de gevoeligheid van de elektronica -0.04 pas als 'vals' aangeduid (-0,03 mag dus nog net). M.a.w.: een overname van +0,10 of net eronder is niet eens risico nemen, het is iets dat verantwoord is zolang je er op getraind hebt. Met dat in het achterhoofd vind ik de overnametijden van de Nederlandse ploegen tijdens de EK vrij fors voor een dergelijk toernooi:

           

Mijn filosofie is dat het voor de overnamesnelheid niet uitmaakt wie op wie overneemt, zolang degene die aan komt zwemmen maar op een goede manier finisht en er op getraind wordt. Je kunt hele technologische instituten inschakelen om een keerpunten een tiende sneller te maken, maar als er bij een overname al twee tot drie tienden verloren gaan, dan heb je daar weinig aan. Bovenstaande lijkt me dus een goede reden om daar meer op te letten in de aanloop naar grote toernooien. Het is namelijk enorm zonde om dit soort 'gratis' tijdwinst verloren te laten gaan, zeker als dit finaleplaatsen en/of zelfs medailles kost.

Uiteraard heb ik ook genoten dit weekend, want de nieuwelingen binnen de zwemploeg hebben individueel laten zien dat zij zeker thuishoren op een EK. Nu dus nog even goed oefenen op de overnames en dan gaat het helemaal goed komen voor (en  in) Rio!

Geen opmerkingen: