21 oktober 2015

Bredere basis

Gisteren werd in Eindhoven bij de Dutch Design Week een pitch-sessie gehouden waarin verschillende creatievelingen de kans kregen om hun visie op het idee van 'Het zwembad van de toekomst' te geven. Tegelijkertijd werd bekend dat de provincie Brabant 1,2 miljoen euro steekt in een opfrisbeurt voor het Pieter v/d Hoogenband-zwemstadion in Eindhoven. Allemaal heel mooi om de faciliteiten in Nederland naar een nog hoger niveau te krijgen, maar wat heb je aan dergelijke faciliteiten als je geen (top)zwemmers meer hebt om in dat zelfde zwembad te racen?

Terecht dat Jos van Kuijeren (de wandelende zwembijbel van Nederland) deze vraag stelt op Twitter. Het antwoord van technisch directeur Joop Alberda is even 'opmerkelijk' als tekenend voor hoe het Nederlandse zwemmen er nu voor staat: niet al te best. Binnen een maand tijd verdwenen drie zwemsters (Moniek Nijhuis, Wendy van de Zanden en Femke Heemskerk) naar het buitenland omdat de begeleiding in Nederland niet (genoeg) aanwezig is voor hen. In de media werden direct vraagtekens gezet bij het beleid van de zwembond. En ze hebben gelijk, want het begint er zo langzamerhand op te lijken dat er in Nederland alleen plek is voor zwemmers die 50m, 100m of 200m vrije slag zwemmen (zie het afgelopen WK zwemmen).

Natuurlijk was de KNZB er als de kippen bij om te verklaren dat zij de zwemsters volledig steunen en dit zelf ook als een goede oplossing zien. Maar is het niet vreemd dat met de zwemfaciliteiten die we in Nederland hebben deze zwemsters deze keuze moesten maken? Het vertrek van de drie dames is wat mij betreft een symptoon van een veel groter probleem: de kennis en begeleiding in het Nederlandse zwemmen. Deze lijkt alleen maar gericht op de afstanden waarop Pieter van den Hoogenband en Ranomi Kromowidjojo successen beha(a)l(d)en, nl. de korte vrijeslag-afstanden. Ik gun hen die successen voor de volle honderd procent, maar de beleidsmakers lijken te vergeten dat er naast de vrije slag ook nog andere zwemslagen bestaan.

Vijf jaar geleden was Nederland nog op zo ongeveer alle slagen vertegenwoordigd op de EK zwemmen in Boedapest waarbij finaleplaatsen eerder regel dan uitzondering waren. Nu, vijf jaar later, zijn er maar twee zwemmers (m/v) die de finale haalden op de WK in Kazan op een niet-vrijeslag-nummer. In de tussenliggende tijd is er enorm geïnvesteerd in de faciliteiten (zowel in het Amsterdamse Sloterparkbad als in het Eindhovense PvdH-zwemstadion), maar deze investeringen lijken voor een steeds kleiner wordende groep te zijn gerealiseerd.

Het is niet alleen op internationaal niveau dat de vrije slag de enige slag lijkt te zijn waar men in Nederland warm voor loopt. Kijk alleen al naar de komende nationale kampioenschappen. NK-limieten voor de (kortere) vrijeslagnummers zijn qua FINA-tabellen dan misschien gelijk aan de limieten op de andere slagen, aan de deelnemersaantallen is duidelijk te zien dat de limieten voor de 50m, 100m en 200m vrije slag relatief soepel zijn. Waar op deze afstanden ruim 100 deelnemers meedoen, vind je op de andere afstanden en slagen (zelfs de 50m's!) amper dertig tot veertig deelnemers. Vergeleken met de populaire afstanden is dat een zeer magere opkomst. Deze trend is al enkele jaren zichtbaar waarbij ook het niveau op die afstanden aan het afnemen is. Naar mijn idee komt dit door het feit dat de KNZB alle pijlen richt op de vrijeslagnummers en de bijbehorende estafettes. Immers, via de estafettes is de weg naar een A-status en/of medaille (lees: ondersteuning NOC-NSF) het kortst, dus een begrijpelijke keuze als je puur naar de (financiële) belangen kijkt.

Maar zorg je hiermee niet dat je een enorme groep zwemmers flink tekort doet? In mijn ogen is zwemmen nog steeds een sport met vier verschillende stijlen waarbij elke slag evenveel waard is. Ik ben dan ook meer fan van het Hongaarse zwemmen. Niks geen specialisatie op de sprint, gewoon alle afstanden zwemmen met het accent 200m- en 400m-afstanden. Zie daar de ingrediënten voor het succes van Laszlo Cseh die op zijn 30e nog PR's zwemt. Katinka Hosszu zwemt per dag op minimaal drie afstanden finales (bij voorkeur allemaal binnen het uur). Niks mis met een brede basis neerleggen, het is volgens mij zelfs een vereiste voor een succesvolle internationale carrière.

Ook binnen Nederland zijn er genoeg voorbeelden waarom lange(re) afstanden zwemmen in de jeugd gestimuleerd zouden moeten worden. Sebastiaan Verschuren begon als 1500m-specialist, had zelfs even het NR op die afstand in handen en is via de 400m naar de 200m en 100m vrije slag gegaan. Ook Robin van Aggele had als jeugdzwemmer een bereconditie. Op een aantal NK's startte hij op alle (!) afstanden die er op het toernooi op het programma stonden en haalde op veel afstanden de finales. Hij zwom op de Spelen de 200m wisselslag en 100m vlinderslag, kon uit de voeten op de 100m vrije slag (splitte ooit 46,98 op de WK) en werd uiteindelijk Europees recordhouder op de 100m schoolslag in een tijd die nog steeds als record staat. En als we het wat breder trekken dan zwemmen alleen: was het niet meerkampster Dafne Schippers die wereldkampioen werd op de 200m sprint door een vernietigend eindschot?

Wat ik hiermee wil zeggen: in Nederland zouden junioren een veel bredere zwembasis moeten krijgen dan nu het geval is. Met 'breder' bedoel ik dat ze veel meer omvang in hun trainingen moeten krijgen waarbij ook alle slagen aan bod moeten komen. Dit laatste niet alleen om specialisatie 'uit te stellen', maar ook om genoeg variatie er in te houden om blessures te voorkomen.

De KNZB werkt sinds een aantal jaar met het Meerjarig Opleidingsplan Zwemmen (MOZ). Hierin staat (o.a.) beschreven wat er per leeftijdscategorie wordt verwacht aan trainingsarbeid op weg naar de zwemtop. De trainingsuren die vermeld voor oudere juniorenzwemmers zijn hoeveelheden waar buitenlandse leeftijdsgenoten om lachen. Voorbeeld: een 16-jarige jongen zou volgens het MOZ 11  zwemuren per week moeten maken. Sportief gezien denk ik dat dit een te laag aantal uren is om echt aan te kunnen haken bij de buitenlandse leeftijdsgenoten, zeker als het gaat om de 200m- en/of 400m-afstanden.

Is er dan niet de kans op overtraindheid of 'te-vroeg-opgebrand' als er meer op langere nummers wordt getraind? Natuurlijk zal het uitvalpercentage hoger liggen omdat er meer van de zwemmers wordt geëist. Daarentegen zal het uitvalpercentage vanwege gebrek aan succes kleiner worden. Omdat zwemmers op latere leeftijd veel beter belastbaar zijn, kunnen zij ook veel beter omgaan met een grotere trainingsomvang waardoor ze een veel betere basis hebben als ze op volwassen leeftijd echt internationaal willen pieken.

Ik vind dat 50m-nummers op (inter)nationale kampioenschappen net zo veel waard zijn als de lange(re) afstanden. Toch denk ik dat de KNZB ervoor moet zorgen dat de jeugd veel meer gaat trainen op de 200m/400m-nummers. Op die manier wordt er een veel stevigere basis gelegd voor nu en voor de toekomst. Niet voor niets dat topsprintster Sarah Sjöström op schema's traint die specifiek voor die afstanden bedoeld zijn. Het is veel makkelijker om van een zwemmer op de middenafstand een sprinter te maken dan andersom. En ook voor een volwassen sprinter is een goede basis met stevige meters hard nodig. Het laatste stapje van 'een mooie sprint' naar 'wereldtop' wordt bepaald door de trainingsuren die er in de jeugdjaren in zijn gestopt. Geef de Nederlandse zwemmers dus ook die basis die ze nodig hebben om op latere leeftijd mee te kunnen komen met hun buitenlandse collega's. Laat hen niet alleen borstcrawl zwemmen, maar doceer in alle vier slagen. En als de kennis in Nederland niet aanwezig is, haal die kennis dan naar Nederland in plaats van het naar het buitenland sturen van Nederlandse zwemmers.

Begin deze week was er toch wat hoop wat dit onderwerp betreft: op de 1500m vrije slag werden bij de 12- en 13-jarige meisjes twee zeer belegen leeftijdsrecords flink aangescherpt. En nog mooier nieuws: bij de komende NK junioren (kortebaan) wordt het zwaartepunt op de 200m-nummers gelegd. Kortgezegd: deelname aan de 50m-nummers is alleen nog maar toegestaan als je ook de 200m-limiet hebt. Daarnaast mogen zwemmers die de 100m-limiet op een afstand hebben gehaald ook het 200m-nummer op die afstand zwemmen (ook al hebben ze de limiet niet gehaald. Wat mij betreft een goede stap voorwaarts!

Geen opmerkingen: